Ik zie de zilverwitte stippen zich spreiden tot langgerekte
snelle strepen, op de wind de balans,

het ijle nest kruisend waarin krijsend te vroeg geboren
vogels, witte windvlagen in punten naar

beneden gezogen, rode deinende banen tussen dreigend
donker blauw, scheuren die

kieren tot een nieuwe wereld maar niet toelaten, ruimte
rondom die je niet wilt kennen nog zoals

verdriet aarzelt en uitgesteld in resten grijs op je wacht,
zwart de zwiepende takken, nat van

honderd tranen uit andere gezichten, haar stam glad en
glijdend, loslatende handen uit

een voorbij rennend lijf dat haastig een veilig onderkomen
zoekt voordat ze verdwijnt in al dat geweld.