Op de terugweg mat ik het licht, heen de meters.
De wind hield aan, ik had niets dan
drieduizend woorden, een flesje water, een vestje
dat uitgespreid mij deed vliegen, een
grapje tijdens. Het leek alsof de weg verboog, zich
schuilhield tussen zee en land, mij
nauwelijks dragend. Vogels begeleidden mij. De
boerderijen zwart, de molens half,
de rietschoven het hek waarlangs het water stilstond,
de beesten binnen op de lokroep na.
Een man stond stil op de splitsing en keek, zijn motor
draaiend. Boven ons het doek waarop
de schilder nauwgezet de stippen aanbracht. In de
hoek een scheur die zich langzaam lengde.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x