Het automatisme waarmee ik het schrijven start,
is hetzelfde mechanisme waarmee ik jaren als
eerste het pand betrad, de koffie maalde,

voorbij de bakker fietste met het geurend brood
en langs het spoor dat ons land in tweeën sneed
en alle apparatuur inschakelde, dezelfde

vanzelfsprekendheid waarmee ik alle kinderen
wakker duwde, aankleedde, voedde en in hun
lokalen bracht, wuivend naar

de omstander, de andere moeders op de gang,
de juffen in de deuropening, de vaders bij de
fietsenstalling, de collega bij

het knopje van de lift. Met deze vloeiende en
herhalende beweging rusten mijn vingers op het
toetsenbord en brengen ze dat

en deze herinnering tot stand terwijl de spoken
van vannacht nog strijden om voorrang, hun
gekrijs allengs minder wordend.