Voorbij mij. Het blonde haar korter. Het
slenteren van eenzelfde voorbijheid.

De handen in de zakken. Gympen, het
jasje van ribfluweel. Stront

buiten. Regen dat het terrein zompig maakt.
Zijn hand over mijn arm

toen. Zijn mond in mijn hals toen. De belofte
elkaar weer te zien. Voorbijgaan nu.

Alsof ik dertien ben en in de bollenschuur
voor het eerst vrij. Ik lig

op mijn jasje van teddybont. Hij staat in
het licht en ziet me niet.

Zijn arm over mijn mond, zijn hals in mijn
hand. Het vallend haar toen.