Ik let op zijn handen. De vorm van
zijn nagels, de grootte van

de palm, het goud van zijn vinger.
Ik moet me iets herinneren.

Ik zie opeens de hand van mijn vader
liggen, zo warm, zo groot.

Ik zie de handen van mijn zoons, ik
word even afgeleid door

hun blote voeten, dan herken ik de
mollige aanraking. De scheve

vinger van mijn broertje schuilt in
dat andere gebaar. Dan ligt het

open op mijn been, wachtend, dat
is alles dat ik nog weet.