Wat ik in die dichter bewonder
is zijn geboekstaafd vermogen
om uit het hoofd een vers te maken
en dat vervolgens foutloos neer te tikken
op zijn dreunend masjien. O,
het handschrift te kunnen vermijden,
dat knoeierig verraderlijk bewijs
van onvermogen. Nooit maat
kunnen houden, altijd alleen
met horten en stoten, soms, kort,
tot een soort orde kunnen komen.

Jan Eijkelboom, De Lamp van Boutens,
uit: Verzamelde Gedichten