Vogels vliegen achteruit, takken zwiepen
tegen de ruiten, bomen ontwortelen, vallen
razend teneer, de lichtval in huis

coherent aan de kracht buiten, nog twijfel
ik naar beneden te gaan, de betrekkelijke
veiligheid, natte spiegels waardoor

de buurman stug doorgaat met het stapelen
van stenen, de kale tuin met opeens een blauwe
bank in het midden van, een

open bak waarin het geklater van afval, puin
en eeuwigheid terwijl ik nog steeds aarzel
me te voegen bij. De stoelen

beneden vochtig klam, de poes op het aanrecht,
de kranten van twee weken op volgorde nog
steeds ongelezen. Welk tijdsbeeld

blijft mij bij. Een waarschuwing niet naar
buiten te gaan. Als ik beneden ben, doe ik
weer volop mee aan dit leven.