Van overzee kijkt ze me stralend aan hoewel
roze en in blokjes. Onder haar

lach het nieuwe pak, zilvergrijs en tot op de
knie, de pumps roze alsof

ze wist dat haar beeld daarmee overeen zou
stemmen, mijn meisje.

Zal ik je schetsen, zegt ze, hoe het wordt?
Maar het is zoals het altijd was.

Zij legt uit, wij luisteren, zij vertelt, wij
houden het hoofd schuin.

Haar vogelbekdieren stijgen op, zij heeft ze
vliegen geleerd. Met precieze

vingers vouwt zij mij, ik pas in de omtrek
van haar hart. Haar adem

zet mij uiteen, straks fladder ik als paradijsvogel
over haar zee.