Ik herinner me dat ik op de trap stond toen mijn vaders patiënte het huis werd binnengelaten en stemmen klonken, gedempt door gesloten deuren en ik wist dat ik van de echte wereld was afgesneden, dat ik alleen was, dat andere mensen me nooit echt zouden aanraken of ik hen. Dat ik dit kind op de trap slechts speelde: er was geen echte onmiskenbare ik. Daarom zouden de stemmen die kwamen altijd gedempt zijn. De voorkennis klopte: kinderen zijn ontroostbaar als ze zich zo klein als ze zijn, van bepaalde waarheden over de wereld en zichzelf bewust worden. ‘Ik heb gewoon zin om te huilen,’ legt het kleine kind uit. Geloof het niet. De toekomst wordt gezien: het verdriet is oprecht en diep.

Fay Weldon, uit: The Cloning of Joanna May
vertaald tot De klonen van Joanna May door Dorien Veldhuizen