In het dorp hoor ik een blad over straat
Rollen, een invalidenkar knerpen terwijl
De auto’s daar omheen –

Alsof vertraagd – hun bocht nemen, daar
Hoor ik de man tegenover de bushalte iedereen
Groeten, de klompen van de groenteman

Klossen over de tegels, hij bezorgt aan
Huis, ik hoor het als ik mijn raam open zet
Om de verf te laten drogen of als ik

Langzaam in omgekeerde volgorde mijn
Stad zoek, waar iedere ambulance een baby
Haalt, zo zei ik mijn

Kinderen ter geruststelling van mezelf, ik
Dacht aan dood en verderf, waar de prijs
Van een klomp vijfenveertig euro is

Waar de minder valide platgereden wordt
De groente wat slap in de schappen ligt
En de bladen bruin in het park