‘Ik had heel trage gedachten,’ zei ze. ‘Een geest als stroop. Ik dacht woorden en het was net alsof ze in me vielen, als regendruppels in een plas. Pan, dat dacht ik ook En touw. Pantouw. En zand en God. En mes en huis en water. Als kiezels die uit het donker kwamen en heel langzaam mijn buik raakten. Een woord als een kiezel. Een woord als een gewicht. Een woord als een ding. En verder volmaakte stilte.’

Marcel Möring, uit: Het grote verlangen