Dat er mensen zijn die niet zien dat de koeien
Bij elkaar schuilen in een baan van licht of

Dat er een nieuw dak komt op de schuur links-
achter, het hooi opgestapeld naast

De hijskraan, dat er reizigers zijn die niet zien
Hoe de man op het perron

Eerst zijn heupen beweegt, dan zijn benen, dan
Zijn handen en straks

Zijn hele lijf of hoe ik mezelf vang in de spiegels
Van de ruiten, langs

Het landschap de eeuwig durende eenzaamheid
En dan wel praten over

‘vet wel erg wat er allemaal gebeurd is’ of ‘cool
Die nieuwe laarzen’ of liever nog

Die vrouw die tegen haar kinderen zegt hoe ze
Altijd met pappa zo kan lachen, weet

Je wel? maar de kinderen zwijgen, dansen in hun
Koptelefoons, gezicht naar

Beneden, op schoot het handpassend speelgoed
Haar blik dan eindelijk naar buiten