Mijn lief zegt dat ik het kan leren: soepel
Te vallen en dan niet perse in zijn armen
Maar vooral niet op een

Tafeltje van ijzer waarna ik – als vertraagd
En onderdeel van een slapstick – op de
Vloer van zijn

Landhuisje plof en niet, nooit, wil weten
Van de kwetsuur of troost maar eigenlijk
Wel toegestopt wil

Worden in dat smalle jongensbed dat al
Jaren leeg staat te wachten op een logeerpartij
En dan zijn

Hand over mijn haren of hoe hij mijn sokken
Uittrekt en langzaam mijn broek naar benee
En dan een

Deken vanuit de gearriveerde reiskoffer
En dan af en toe kijken hoe ik lig en ik
Soms kijkend hoe hij

Trekt en scheurt aan de onderdelen van
Een boot of door de tot de hemel groeiende
Struiken dringt en ook wel

In mijn lijf, steeds wel in mijn lijf zodat ik
Opnieuw val en tuimel, zacht dit keer en op
Elk onderdeel in zijn droom