Zij draagt alvast het wit, zo zou ik kunnen beginnen
En opnieuw hurk ik in het zwart
Naast haar, wat blauw, zegt ze, van de hemel en wat
Rood, zegt ze, van de parasol, lila
Zeg ik, van de wanden en de mevrouw naast ons zegt
‘prinsesje’ want dat vindt zij
Mijn mamma is een prinsesje, ik herinner me hoe ik
Een halve dag rondliep met
Een kroontje op mijn hoofd zonder dat mijn lief dat
Zag, mijn haren wild en het
Versiersel prikkend, bloot was ik en niet minder wit
Zoals haar doorschijnend gewaad nu
Opbollend in de deuropening, mij staande houdend
Om de kleuren te zien
Dan lacht zij naar de vreemde vrouw en legt haar vinger
Op haar lippen
Zo noemen ze dat hier, zegt ze, omdat ze niet beter
Weten, ik vlij me tegen haar
Nog even, zegt ze, dan weet ik wel weer wie je was
En waar je geslapen hebt
Wouter
25 mei 2012 — 15:28
Lieve Alja, alweer veel te lang geleden dat ik iets van je las. Ten onrechte blijkt nu maar weer. Hoe mooi kun jet het zeggen? Zo mooi dus.
xx Wouter