Now I wish I could write you a melody so plain, That could hold you dear lady from going insane (Bob Dylan, Tombstone Blues)

mijn habijt

Zij draagt alvast het wit, zo zou ik kunnen beginnen
En opnieuw hurk ik in het zwart

Naast haar, wat blauw, zegt ze, van de hemel en wat
Rood, zegt ze, van de parasol, lila

Zeg ik, van de wanden en de mevrouw naast ons zegt
‘prinsesje’ want dat vindt zij

Mijn mamma is een prinsesje, ik herinner me hoe ik
Een halve dag rondliep met

Een kroontje op mijn hoofd zonder dat mijn lief dat
Zag, mijn haren wild en het

Versiersel prikkend, bloot was ik en niet minder wit
Zoals haar doorschijnend gewaad nu

Opbollend in de deuropening, mij staande houdend
Om de kleuren te zien

Dan lacht zij naar de vreemde vrouw en legt haar vinger
Op haar lippen

Zo noemen ze dat hier, zegt ze, omdat ze niet beter
Weten, ik vlij me tegen haar

Nog even, zegt ze, dan weet ik wel weer wie je was
En waar je geslapen hebt

 

 

« »