Dit keer stuurt ze me terug, mijn mamma en met een
Beslistheid waarmee ze ook de stappen neemt, nu
Opeens weer lopend

Het is, meent ze, te gevaarlijk, ik moet voor donker
Thuis zijn, ze wordt heel onrustig en kijkt daarbij
Steeds naar het

Beslagen raam, en ik ga, met tranen in mijn ogen
Ga ik en ik zie hoe de mist mijn twee geboortehuizen ˚
Niet meer

Samenvoegt tot 1 lijn maar als verbrokkelde monumenten
In het weidse land laat liggen en ik hoor de zinloze
Gesprekken over

‘gewoon doen waar je zin in hebt’ ̊ en ik zie de legertenten
Rond mijn Grote Kerk ̊ en voel de nachtelijke kou en
Vraag me af waarom

Hij meer tijd besteedt aan Haar dan aan mij ̊ of waarom
Elk gebaar zo vergeefs is of waarom het land helemaal
Niet meer

Weids en of het niet met een lange ij is, dit gekwijl en
Gezeik, dan klop ik aan haar tenten en sluit mezelf
In

Ze sprak in het Fries, mijn mamma, zoals ze altijd
Deed wanneer ze voelde en ik verstond haar, zoals
Toen

 
̊ de trein glijdt langs het dorp St Pancras en mijn geboortegrond Heerhugowaard
̊ een luide man in de stiltecoupe die zijn status prijst
̊ Occupy in Alkmaar
̊ mijn liefje is even afgeleid