O ja, zegt de student wrang, het is reuze vervelend
Als mensen zich aan je voeten werpen, we staan
Toevallig achter elkaar aan het aanrecht, hij doet
De sapjes, ik de koffie, dan ik

Zijn broodjes, het aaien over zijn rug, hij de stompen
Op mijn schouders en de kat en dan sjokken we
Achter elkaar weer de trap op, schuiven op onze
Werkplek en roepen nog wat als

Wars zijn van verwachting, eigenwijs, niet gewend
Aan teveel aardigheid, watje, goh, zegt een ander
Ik heb dat nooit met mijn kinderen, niet met mannen
Ook eigenlijk

Te vrij, zou mijn moeder alsnog en weer zeggen
Je schrijft goed maar het is mij te vrij, dat is misschien
Ook wel hoe ik leef, zonder duidelijk scenario dan
Dit ene:

Vrij te zijn, voorgoed, bevrijd te zijn, voor eeuwig
Met niet meer hunkering dan die goedmoedige
Klopjes op wat lichaamsdelen en de inlossing van
Dat eeuwigdurend heimwee