Dromend kom ik terecht in de vriendenkringen van
mijn kinderen die jong nog in het huis achter

gebleven zijn. Het zijn mannen nu die auto’s rijden
en tassen dragen onder hun linkerarm, overhemden

in een dure broek, plannen uitgewerkt tot in de laatste
details en schoenen met tikkende hak.

Voordat ik ze zoen, licht duwend tegen de portieren
van extra lange wagens die zich met lichtsignaal

openen, eet ik zoete kleine gebakjes die ik opentrek
en leegschud als koffiecapsules, zij

nerveus wachtend. Misschien omdat ze in het schema
van de kerst voorkomen zoals ze vroeger

op elk feest aanwezig waren en misschien omdat er
drie dropjes op het laken lagen tijdens het slapen.