De rijmloze vriend heeft een lift nodig die hem in dit huis naar
de hoogste verdieping brengt, en een glijbaan zoals

de kinderen beloofd is die met een zacht plofje in het gras onder
de kastanjeboom eindigt en in ieder geval een

lieftallige assistente die hem begeleidt want nu is hij iedere keer
heel lang onderweg, het ‘ja’ zodra hij door de openslaande

deur glipt klinkt steeds zachter en behalve een eindeloos gehijg
horen we lange tijd niets tot hij binnenvalt en tegen

de keukenmuur vooroverbuigt en dan langzaam weer rechtop,
met één vinger al tussen de boeken die daar

liggen en met de lippen al van elkaar om te vragen of hij die mee
terug mag, eindelijk zijn weg vindt naar

een stoel, zijn zakdoek, de thee, de speculaasjes en de vertrouwde
woorden dat hij een beetje moe is en geen honderd wordt.