Het was zoveel gezelliger met mij, zegt hij maar of dat morgen
is of gisteren was of veel langer terug, weet ik niet.

Of dat is bij de maaltijd of in bed of onderweg, als accessoire
of als assistent, geen idee. In vergelijking met een

ander of met het alleen zijn, terugdenkend of verlangend of
gewoon de balans opmakend of toevallig en even.

Ik hum wat. Ondertussen zit er een piep in het toestel of belt er
nog iemand waarvoor waarschijnlijk hetzelfde geldt.

Gaat het over concentratie en huishoudelijke ongelukken, op
leeftijd zijn en erger, stijve spieren en twee dutjes

op een dag. Terwijl ik doe alsof ik nergens last van heb. Jij bent
zeker, zegt hij, gewoon aan het werk. Natuurlijk,

zeg ik. Er zijn dingen die je alleen moet doen. Ik hekel het woord
gezellig en helemaal iedereen die er ‘vrij’ tussen plakt.