Deze stad zorgt slecht voor haarzelf, straten verzakken, papegaaien
krassen achter de ramen. Wij zorgen slecht voor onszelf,

een vrouw hoest terwijl ze gebogen over haar fiets een sigaret rookt.
Heel zachtjes verwijt ik een ieder hetzelfde. Dat ze beter

hun best moeten doen, ze mij moeten omzeilen, dat ze goedkoper
worden en tezelfdertijd onbetaalbaar. Dat ze de doelpalen

rechtop moeten zetten, tuinen moeten laten bloeien, stoeptegels recht
leggen, haar op de rug kloppen. Maar ondertussen

neig ik de band leeg te laten lopen van de buurman die altijd in het
trapportaal parkeert, groene zeep over de leuningen te

wrijven, het evenwicht te verliezen, alle bellen tegelijk in te drukken
of dezelfde brief te versturen aan de liefjes die nog dachten

de enige te zijn en toch mijn naam niet meer weten. Ik onderteken
met het stadsbestuur of instantie P. , ze zullen het niet merken.