Halverwege de drukke weg komen we elkaar tegen, de heer
L. en zijn gouden stok en druk of niet, even

blijven we staan en maakt hij reclame voor de stokkenfirma,
ik kan gerust, zegt hij, een rode bestellen of een

zwarte, en hij voegt eraan toe ‘meisje, er is niets om je voor
te schamen’. Zomaar ben ik vreselijk gerustgesteld,

dankbaar en vrolijk. Ten eerste dacht ik dat hij nu allang naar
andere oorden vertrokken was en ten tweede,

ach dat vergeet ik maar eenmaal thuis overvalt me alsnog een
groot gevoel van schuld en schaamte want wanneer

dacht ik nog aan hem. Het voelde zoals negeren van de dagelijkse
opmerkingen van een moeder zoals uitkijken bij

het oversteken, trek je jas recht en snuit je neus en alle liefde
die je voor vanzelfsprekend houdt. Een paarse, dacht ik.