Als ik ‘man’ intik, kom ik hem al niet meer tegen, wat vage
en trekkerige pijn als ik de gelijkende acteur volg in een

koninklijke serie, dat niet willen toegeven aan een gevoel, al
komt kou in de buurt, een gelijkenis met nu en toen.

Als ik het met ‘vriend’ probeer, verschijnt een baardig hoofd
van een gitarist die zo graag meditatieve klanken

wilde bij mijn moeder-gedichten, ook daar liever niet dat voelen,
gewoon ogen toeknijpen en wat mee deinen.

‘Bekende’ dan. Niets. ‘Lief’ en alles in het meervoud en daar
valt de hele lijn troonopvolgers over elkaar heen,

buitelend of stuiptrekkend, het ergste vermoedend. Bij ‘tekst’
zien we allerlei handschriften behalve het eigen, een

‘kus’ dan en eindelijk smelt er iets. Op de Noordpool is een
ijsbeertje alleen met zijn ogen zichtbaar. Net als hij,

ooit.