“In de winter woedden er fikse stormen. Maar ik droeg toch een minirok, omdat ik jong was. Ik schreef brieven naar mijn bekenden waarin ik ze vertelde over mijn wandelingen, over mijn benen die ik in grijze kousen had gestoken; over mijn lichaam gehuld in een rode jas met diepe zakken. Ik schreef brieven over de koude wind die diezelfde benen streelde en vergeleek de ijskoude lucht met de stoppels van een slecht geschoren baard, alsof ik met de lucht en het paar grijze benen dat de straten afliep literair materiaal in handen had. Wanneer iemand lange tijd alleen heeft gewoond, is de enige manier om te constateren dat hij nog altijd bestaat het in een syntaxis vatten van zijn activiteiten en zijn spullen en dat met anderen delen: dit gezicht, dit wandelende skelet, deze mond, deze schrijvende hand.”

uit Valeria Luiselli, De gewichtlozen,
vertaald uit het Spaans door Merijn Verhulst, Dag Mag/Karaat, 2014