In een laboratorium, achter een aanrecht, door een vergrootglas
bestudeer ik andere vormen van leven. Iets
dringt zich vanachter aan me op, ik voel dunne vingers, ik hoor
het knakken van twijgjes, mijn verzet, ik schreeuw
maar er komt geen geluid uit mijn mond, ik zie mijn vader staan
aan de zijmuur maar hij komt me niet te hulp.
Iets krioelt zich in me, doorsteekt me, ik worstel maar ik voel
alleen die stem die afwezig is raspend in mijn keel.
Later vraag ik hem waarom hij niets deed. Een beetje hulpeloos
kijkt hij me aan alsof hij tezelfdertijd belaagd was
of zoals hij altijd keek. Hij kan niet praten. Opeens verandert
mijn lijf in een brug die als klimplant van de een
naar de andere kant loopt, mijn vingers zuignappen aan de stenen.
Mijn vader is de eerste die aan de overkant komt.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x