Ze zeggen dat geestelijke gezondheid afhangt van het vermogen een fatsoenlijke economische conclusie te bereiken over wat zich in de buitenwereld afspeelt. De geestelijk gezonde mens wordt uit zijn slaap gewekt door een dreun tegen het voeteneinde van het bed; de geestelijk gezonde denkt (a): ‘Ik heb het raam open laten staan, dat is de kat’ en gaat weer slapen, omdat hij een verklaring heeft gevonden, of (b): ’Dat kan de kat niet zijn, want ik heb het raam niet open laten staan’, en omdat hij een verklaring heeft gevonden die op gevaar kan duiden, is hij onmiddellijk klaarwakker en gaat op zoek naar de kachelpook. De ‘gestoorde’- de ‘bezetene’, zoals we hem vroeger noemden – zal maar al te gauw een oneconomische verklaring vinden, kiezen voor een ingewikkeld verhaal. ‘Die dreun is de kat, maar de kat heeft me wakker gemaakt, daarom spant de kat samen met de duivel; iedere vriend van de duivel is betrokken bij een komplot om de wereld te vernietigen, dus ik moet, als goede mens, de kat doden, om de wereld te redden.’ De krankzinnige mens kan het nauwelijks worden aangerekend, maar de kat is wel dood.

vertaald door Dorien Veldhuizen tot Het poppenhuis (1996, uitgeverij Contact)