Hij zegt ‘lief’ tegen haar als ze belt. Ik heet Kees. Kees coacht
het meisjeshockeyteam, alleen op de oneven zondagen,

zij houdt niet van hockey, het herinnert haar aan die keer dat ze
een tand verloor, middenvoor. Ze houdt ook niet van

het fanatieke spel van hun dochter, het komt haar te bekend voor.
Kees en lief spreken eens in de zes maanden af,

niet dat hij dat weet. Het is gewoon handig over spelregels te
praten en de uitrusting door te nemen, stel dat

er iets bijgesteld moet. De sticks controleert ze zelf. Ze zwaait
in het geheim in de garage omdat ze soms

droomt van zijn scherp gevijlde tanden en hoe daar opeens een
gat in komt, een beetje zoals bij het hekje

dat ze met de auto raakte, middenvoor. Hij hing aan de lijn en
noemde haar Kees. Ze heette ‘lief’.