Vannacht was er een huis in een huis, een gezicht onder een
gezicht, ik trok een plastic hoes vanaf zijn oren naar
beneden en hij grijnsde. Er zat nog een laag onder zijn huid
zoals er nog een tuin was in de huiskamer met
een ingang naar een andere woning, ik verdwaalde niet, ik
ontmoette oud collega’s, liefjes van weleer,
ontweek sommigen, werkte tussendoor, haalde verslagen uit
een ratelende typemachine. O om hem te zien
daar en niet te spreken, alleen maar vanuit de verte voelen dat
hij terug keek, luide stemmen die terug gingen naar
het gesprek van toen. Vannacht was ik de dienstbare secretaresse
die het brood van haar meerdere belegde met
vers gehaalde spullen, zijn das strikte, zijn tas vulde, zijn droom
klaarlegde en zelf erin omkwam, bruikbaar dat wel.
Gisele
25 januari 2019 — 07:55
Wow Alja, wat vind ik dit een waanzinnig mooi gedicht! Mijn complimenten.
alja
25 januari 2019 — 12:10
dank Gisele, welkom hier!