In de nacht controleren of hij nog leeft, is misschien hetzelfde
als in de ochtend zeggen van hem te houden, of niet

in alle vroegte natuurlijk maar voorbij dat van het donker wijkende
uur alsof plaats en tijd en begrip en object tezamen

de markering vormen naar een andere wereld, een ander besef.
Er zijn meer manieren zegt hij maar hij bedoelt dat

het eenvoudiger zou zijn voorgoed te vertrekken alleen hij doet
niet. Ik maak dan maar thee met honing en zit

rechtop, ik roer voor hem, hij mist kaneelbeschuitjes, zegt hij,
die kreeg hij vroeger altijd. Ik schrijf het op het

boodschappenlijstje zoals ik dit schrijf. Er is eigenlijk geen
andere boodschap en iets zou voldoende moeten zijn.

In de middag wil hij weten wat daar staat, ook dat is wellicht
hetzelfde als fluisteren van mij te houden.