Ze zijn duidelijk zichtbaar tussen de duizenden boeken: de
schrijvers, de kenners, de gebruinde licht
verveelde toehoorders, de vrienden die beweren alles van het
proces te weten, de uitgevers, de weldoeners van
fondsen, de kunstenaarsvereniging, de inwoners van het even
roemruchte dorp en de vrouw van zoals ik
duidelijk aanwezig probeer te zijn maar niet gekend ben, twee
knikken slechts ontvang en een hand en een
stoelpoot die in de aarde wegzakt: de achterdeur biedt later de
ontsnapping, het glas, de frisheid van een tuin
na regen. Op de fiets achtervolgt me de liefde voor het onderwerp,
het belang van goed onderzoek, de plezierreisjes en
de correspondentie met een collega, alles bewaard in een grote
doos. Ach ik ben jong nog, dat zal het zijn.
Leonore Hatt
2 september 2017 — 06:41
Scherpe beschrijving herkenbaar uit vroegere tijden voor mij, toen ik met een dichter ging.
alja
2 september 2017 — 07:11
O jee, Annie MG Schmidt zei al ‘neem nooit een dichter’ 🙂
elbert gonggrijp
2 september 2017 — 09:11
Alja, ik weet mij altijd door jouw gedichten geraakt als ik met ze mee kan bewegen, zoals een camera dat doet en alle details tot zich neemt. Ook hier slaag je daar in… Mooi verwoord weer….
Groetjes,
Elbert