Dat ik iets wil zeggen maar hij leest mij niet. Ik leun tegen zijn
koelkast en volg zijn bewegingen, dansend bijna

maar niet meer zo soepel, ik zag hem ook maar één keer dansen,
schrijft hij ooit nog, en bezorgd bijna zie ik hoe

hij ingrediënten in de pan gooit, roert, zich omdraait en iets uit
de kast pakt, bij de koelkast moet, natuurlijk, nog

even wat uit de gangkast haalt, weer terugveert en bijna een
pirouette probeert, en lacht, bij dat alles lacht, met

vrije hand zijn mobiel uit de achterzak pakt en mij wat foto’s
toont, een lijf in regenpak hangend aan de mast

boven dat wat onpeilbaar en onmetelijk groot blauw ligt te zijn,
of zijn neus herkenbaar van opzij turend in

dat wat eens mijn terrein was, mijn broertje, mijn speelkameraad,
mijn vertrouwensman, alleen geen lezer, niet van mij.