Voeten opgevouwen als schelpen. Alsof langs de zeelijn
geslapen wordt. Eerst zijn er meters gelopen, de

afdrukken geplaatst, de korrels platgetreden, het water
ontweken, het schuim, het wier, dan

het helmgras, het duin beklommen, er is geslapen in de
luwe holte van alsof armen om elkaar, dan

rollend naar beneden, sneller dan eerst, opnieuw het water.
Zo bevoelen wij elkaar. Plat staan we op

natte grond. De tenen krullen zich later. Vogels volgen.
Er is een gekrijs dat opstijgt, een vlieger

ontsnapt. Een hond schudt zich uit. Mensen doen hetzelfde.
We maken ons los van de horizon. In delen

bergen we ons keurig op, we luisteren alleen nog naar het
hart als we het souvenir aan ons oor zetten.