Zoals een kind waarmee je spelen gaat naast je hurkt en
je poppen mag kleden, jij nog wat bezorgd dat

ze niets zal weten van hun voorkeuren of in welke volgorde
het moet, aarzelend of ook de mooiste wel

wakker gemaakt moet worden, omhoog kijkend of er een
echt iemand in de buurt is om eventueel

in te grijpen, zo mocht hij een keer in mijn kast kijken en
de rij genummerde schriften zien die keurig

de wacht hielden over mijn leven. Hij ging tegenover aan
tafel zitten en legden zijn handen open en vroeg

mij een willekeurig nummer. Dan las ik hem een passage
voor en noemde hij een ander cijfer. Zijn

handen haalden mij in. Net als bij het spelende kind bleef
ik verward achter en controleerde de inhoud.

De koffertjes met zelfgenaaide jurkjes, de boekjes met alle
eigen woorden èn mijn hart.