Er is een droom waarin de blijdschap enorm is. Toegegeven,
we hebben zwaar gepimpeld en in een

scheve lijn ons huis bereikt, we giechelden in een restaurant
waar een schilderij spontaan achter ons de muur

verliet, en huilden bijkans boven alle herinneringen, we kwamen
daar veel vaker, vroeger. In de nacht

moeten we opdraven om een schoolgebouw van vieze, zwarte
kevers te ontdoen en we mogen al onze kinderen

meenemen. Ook staan we op een kade, verscholen in een groep
en staren lang naar een gebouw aan de overkant,

ook daar zijn we eerder geweest. Vanachter de bomen komt hij
aangeslenterd, streepjesoverhemd en

camera over de schouder en hij lacht. We zijn zo vreselijk blij
elkaar te zien totdat ik me realiseer dat dat niet

mag en niet kan en tezelfdertijd beseft hij zich dat en hij slaat af.
In de ochtend besluiten we alle verslavingen te stoppen.