Als op de grond het bed langzaam zijn vorm verliest en
korte stootjes lucht het stof doen dwarrelen,

het laken van strak naar rommelig op een hoopje eindigt,
en alleen zijn geur nog in de huiskamer hangt,

de ramen open waarachter het grasveld dampt en bomen
nog hoger reiken dan de avond ervoor,

zijn tas reeds op zijn rug hangt en de koptelefoon scheef
over het hoofd en ik nog precies pas tussen

hals en opening en haar en geluid, heel zachtjes het nummer
voor onderweg, en ik hem kussen kan

en mompelend mijn liefkozing doe, een goed woordje voor
alle komende dagen en het weerzien,

komt al het afscheid terug en alle ontmoetingen daarvoor,
tot hij in mijn armen gelegd wordt als

laatste schat en vertrouweling, mijn vinger in zijn mondje
past en hij, warm en blozend, mij aanvaardt.