In haar koude wereld had ik haar willen spreken.
Ik zou naast haar zitten en gewoon

haar handen kunnen pakken, ze had niet losgelaten,
niet nog een keer.

Misschien was ik zelfs langer gebleven dan de
bedoeling was, ze had immers nu

niet kunnen zeggen dat er nog iemand op mij
wachtte of dat

de wind zou aanzwellen en de regen zou komen
en ik daar niet op gekleed was,

nooit voorbereid was op iets erger: haar de tocht
laten maken in die immense kou.

 

‘de wereld’,
uit de bundel ‘zij draagt alvast het wit’, oktober 2014

drie jaar geleden overleed mijn mamma

67-66

Sint Pancras, 1966