Soms komen wij, geheel onvoorbereid
en schrikachtig bang, zomaar

weer terug in onze eigen woorden: zo
noteren wij sinds kort de

boodschappen op de achterkant van
pagina 9, tekenen buitenshuis

uitgemergelde konijnen, koeien en
kleurrijker vogels tussen

pagina 66 en 101, vouwen vliegtuigen
van epiloog en aanbiedingsbrief

en arceren wij de tussenruimte tussen
regels 7 en 8 met de tong uit de mond.

Dat allemaal omdat de hoofdpersoon
meent dat wij zuiniger moeten zijn

en wijst op hergebruik, niet alleen van
papier maar ook van leven.