Now I wish I could write you a melody so plain, That could hold you dear lady from going insane (Bob Dylan, Tombstone Blues)

zoiets

Waar de een nog slaapt, de ruimte duister,
ramen beslagen, de kat klaaglijk miauwend
achter een gesloten deur,

het geluid van de wasmachine, iets dat daar
binnen tikt tegen het glas, werkt de ander
reeds in een helverlichte loods

waar elke ochtend dezelfde opmerking valt:
‘bijna weekend’ en hij zich zorgen maakt
net zo op zijn collega’s te gaan lijken,

het zijn boeren, zegt hij. Tussen die marge
van schemer, de warmte van de nacht, en
dat felle licht van de koude

ochtend, zweef ik met havermoutpannenkoekjes
voor de een en zachte kussen op het voorhoofd
van de ander, nauwelijks in staat tot

het vasthouden van mijn eigen warmte binnen
de dekens noch het toelaten van een nieuwe dag;
over twee jaar, zegt de boer, ben je zestig.

 

 

« »