Laat mij alleen met een rol plakfolie dat
bestemd voor het raam, vanaf de vierkanten
op het papier, recht

op de natgemaakte ruit hoort te komen. Hoor
mij vloeken, zuchten, tandenknarsen, van
de stoel op de grond

bonzen, van de grond op het aanrecht. Zie
mijn onmacht. Beluister het trekken van
het plastic, het piepen van

het raam, het in elkaar frommelen van papier.
Ik voel het koude water vanuit de emmer die
mijn moeder boven het hoofd

van mijn vader hield. Een uur later, de lengte
in vieren gedeeld, plak ik zelfs een sierrand
onder de eerste. U hoort

mij niet, vanaf een afstandje keur ik met de
tong tussen de lippen. In mijn hals nog de
druppels.