De vader van Slauerhoff beschreef de hotelkamers
in zijn ene week vakantie op een dusdanige manier
dat de biograaf van onze beroemde dichter

voorzichtig meent dat talent aangeboren dan wel
overdrachtelijk is zodat de behanger in kwestie, een
goed lopende zaak in de Friese hoofdstad,

misschien ook wel eerder de naam in onze annalen
had kunnen krijgen had hij langer vrij gehad of
zonder de verplichting tot het

voeden van kinderen geleefd. Met andere woorden:
mijn pappa had allang zijn oorlogsdagboek gepubliceerd,
zijn katten, konijnen en koeien langs

de kantlijn in zijn kinderboek verwerkt, zijn berichten
aan zijn clientèle gebundeld en was geïnterviewd
door een aimabele heer van stand alvorens

zijn dochter een poging had gewaagd van hooischoven
en maanstanden te spreken, van bevroren wasgoed of
duistere handelingen ergens op het platteland.

 

‘Het is een groot Hotel, maar de kamers zijn niet in verhouding, de meubileering en stoffeering waren zeer sober en niet smaakvol.’
Wim Hazeu, uit: Slauerhoff. Een biografie.