Eenzaam en wild, koud en hartstochtelijk –
is dit de zee nog? In welk laatste teeken
van de voortijden, het ontstuimig rijk
van blinkend, ledig en oneindig licht
kwamen de waatren? Eenzaam zijn de kusten:
de droomen van de volkren zijn verstreken;
gelijk een bekken, klinkend ten gericht,
luiden de wateren, gekomen zijnde
Tegen de wereld; uit het steile westen
vanaf de weringen der dooden, wordt
het voorspel van de harpen van het einde
hartstochtelijk en eenzaam, wild en koud,
ingezet.

A. Roland Holst, uit: Einde,
bundel Voorbij de Wegen