De dichter zegt dat al dat schrijven over water
Niets te maken heeft met zijn

Mamma die in het water liep, haar zilveren ogen
En de overkant die nooit

Bereikt toch zulke vergezichten gaf, wel springt
Het paard nog in de wei om later

De kist te trekken van de doden, haar flanken
En de diepzwarte kleur zingt

Hij op het podium, zijn hand om de microfoon
En later los op haar schouder

Dichten is eigenlijk niets dan leven van de wind
Maar dan moeilijker, je begint

Met niets, zegt hij, ik met zilveren ogen en massa’s
Water en briesende merries