Eenmaal in regenpak, het lijf ingesnoerd op
De voeten na, is de bui minder dan

Staande voor het raam de dreigende luchten
Volgend, met warme wangen

Tegen de koele tegels in de keuken van mijn
Jeugd of zwetend in het holletje

Dat mijn dekens vormen, zo is het met het leven:
Door te doen en me in het middelpunt

Te bewegen, is alles minder groot en bedreigend
Dan vanaf die afstand die

Schrijvend genomen wordt, op mijn knieën achter
Mijn zelf opgeworpen wal

Leunend tegen de met gras begroeide stenen
Waarmee ik later pas ga gooien