Het dorp ontroert door lelijkheid, een
Ford Nissan in een voortuin, een ooievaar
Met een lege doek

De toko met de naam Koen, de snackbar
Met het lege terras en het Jezus Redt
Pamflet, wapperend in

Wind tegen, de haan op de kerk kraait en
Mijn ouders liggen koud op elkander, dat
En de vuurwerkpijlen rood

Op de natte bladeren op mijn pad, zal ik
Weten nog hoe de deur kraakt en het
Zonlicht door

De brandgeschilderde ramen valt op onze
Goede Herder terwijl ik de gezichten tel
Met slapende ogen

Hoeden in de schoot, pepermunt in haar
Handtasje, de Volvo gedeukt tegen het
Fietsenrekje daarnaast?