Ik stel me zo voor, dromend: de
Weg er naar toe, fietsend zoals hij
Die met de auto nam

Dan langs het water, rechts voorbij
De boerderij en dan later lopend
Tot aan zijn halve deur

Hoe ik die openduw met mijn heup
En hem vind, eerst moet zoeken
In het paradijs, dan

Hem vind, de ene keer is hij levend
En verrast, de andere keer van beiden
Niets, alleen ik

Blijf, ik lig op hem om hem warm
Te krijgen, onder hem om de kilte
Weg te nemen, dan

Zijwaarts om hem te houden, hij
Droomt, hij duwt mij met zijn heup
Tot aan het water