In zijn afwezigheid zit geen enkele geruststelling
En niets dan rechtvaardiging voor mijn

Besluit, niets dan oorzaak en gevolg voor mijn
Verbeelding, een hollende fantasie die

Uit alle jaren iets meeneemt, onderweg spelen wij
En terwijl hij halverwege

Blijft staan om zich te bukken, zijn zakken te leeg
Nog en zijn handen te groot

Slenter ik door, hij heeft zijn kleren gescheurd, zich
Vies gemaakt, een pleister op zijn knie

Ik draag keurige linten in mijn haar, gepoetste
Schoenen, een geborduurde pas boven een lichte jurk