Opdat, nog in de laatste voor,
Ik weten mag dat mij uw doel verkoor
Te zijn een ernstige ploeger op de landen
Van een te worden schoonheid; eenzaam tegen

Der eigen liefde dalend avondrood, –
Die ziet beneden aan de sprong der wegen
De hoeve van zijn deemoed, en het branden
Der zachte lamp van een gelaten dood –

A. Roland Holst, uit: De ploeger,
uit: Voorbij de Wegen