Dwars door de gele bloemen in het park
Houdt een man zijn hengel zorgvuldig vast
Daaraan een spartelend

Visje, een rugzak houdt paraplu en nog
Een hengel, de armen van de man zijn naar
Voren gestrekt, de

Buit hapt nog even, zilverwit in mijn beeld
Dan verdwijnt alles in het struikgewas alsof
Het eind van de wereld daar is

De man stapt uit het kader naar het volgend
Schilderij, rugzak en hengels op de grond
Hij sjort zijn broek los en plast

Net over alles heen, dan klapt hij een stoeltje
Uit en rolt met natte handen een sjekkie
Op een handdoek in het gras het visje