Ik mag u graag wat sneeuw laten zien als de zon schijnt
Zoals ik graag kerst vier in de zomer of erwtensoep eet
In een zinderende nacht, ik weet niet of het iets van mijn
Flexibiliteit zegt of aanpassingsvermogen, meer – denk
Ik – van mijn dwarsigheid die zich bij voorkeur openbaart
Op gezamenlijke feestdagen

Terwijl in het park de eersteling zich nestelt tussen dauw
En troep, fiets ik de andere kant op, hoofdschuddend en
Licht mompelend, er zijn wat oranje tompoezen in de
Aanbieding en reeds verslapt en een zonnige meneer met
Opgestroopte hemdsmouwen veegt nog wat supporters
Activiteiten weg

U begrijpt dat ik ook van dat feest alles gemist heb terwijl
Ik gerust met zijn boot naar het platform in het kanaal had
Kunnen varen zodat ik zelf alle fakkels had kunnen tellen
Die onze provinciestad voorgoed verlicht op de landkaart
Brachten, ook had ik makkelijk het balbezit met het verzamelen
Van kunst in een geanimeerd gesprek kunnen volgen

En toch, niets van dit alles, slechts wat geneuzel over plat-
Gedrukt gras en wimpelende oranje leuzen, een boerende
Voorbijganger en ingedrukte plastic bekertjes op een eens
Zo schone brug, ‘doe je iets speciaals met koninginnedag’
Vraagt de een maar als een koningin de moeder van het volk
Is, is het morgen gewoon moederdag

En bij moederdag vroegen mijn kinderen wanneer het nu
Kinderdag was en omdat natuurlijk mijn antwoord was, ‘altijd’
Is het – wat mij betreft – elke dag feest, geen rijmelarij morgen
Over hoe hij mijn koning is en dat langer dan 1 dag of hoe
Ongeschikt ik ben als onderdaan, buigend, geen Heroes van
Bowie op de radio maar gewoon Dylan’s

Everybody must get stoned, u ziet mij hummen op de muziek
Terwijl mijn handen op de tafel roffelen, de technicus en ik
Stompen elkaar op de bovenarm en ik vertel u hoe zwart mijn
Lievelingskleur is, misschien warmt u wel wat winterse soep
Boven een talmend voorjaarsvuurtje, na zeven liedjes weet ik
Zeker dat u meezingt, u bent mijn liefste onderdaan tenslotte

een log van 29 april 2009 getiteld
zo dun als sneeuw gaat liggen