Pas bij de laatste keer, lacht ze, mijn mamma
Ik loop om de tafel heen en zit beurtelings aan
Haar linker- of rechterzij waar zij

Steevast haar hoofd draait en mij niet aankijkt
Boos is ze, je moet geluk hebben, mompelt ze
En ik vraag of ze

Dat dan niet had, ‘ik zou het niet weten’, zegt ze
Boos is ze, ‘de kring wordt steeds groter’, zegt ze
Ik ken ze nu allemaal bij naam

Ik loop achter Trudy langs en dwars door Hans
De heer B. zit hand in hand met zijn vrouw, R.
Drinkt door een

Rietje, mijn mamma huilt veel, zegt Tiny en
Opnieuw start haar gezang, mijn mamma kijkt
Naar niemand, mijn mamma is

Boos, dan blijf ik aan haar linkerzij, ‘had jij
Geluk’, vraag ik, ‘prima’, antwoord ze, en dan
Even dat lachje

Alsof zij won met verstoppertje en we het erf
Delen waarop we spelen, dan zegt ze ‘ik ben het
Spuugzat’